tour [toer]
I 〈m.〉
voorbeelden:
quarante-cinq tours • single, vijfenveertig toeren plaat
trente-trois tours • drieëndertig toeren plaat, langspeelplaat
tour de poitrine • borstomvang, -wijdte
tour de ville • rondweg, randweg
faire le tour de qc. • rondom iets lopen, ergens de ronde doen
plus souvent qu’à son tour • vaker dan gepast is, was
tour à tour • om beurten, beurtelings
tour d’adresse, de passe-passe • handigheid(je), goocheltoer
prendre un tour • een wending, keer nemen
tour d’esprit • ziens-, denkwijze
tour de main • handigheid, vaardigheid
tour de table • forumdiscussie, brainstorming
II 〈v.〉
voorbeelden:
————————
tour (de phrase)
1. m
9) streek, poets
10) wending, ontwikkeling
2. f
Let’s block ads! (Why?)
from Publication digest https://ift.tt/300w9Oo
https://ift.tt/2D4kq8f